Ik opende mijn ogen en wist het meteen: dit wordt geen goede dag. Geen zin. De ochtend was al voorbij, de wereld in volle gang en ik moest nog beginnen. Ik draaide me om maar het schuldgevoel verzuurde me voldoende om het vege lijf uit bed te schoppen. Pffff, daar gaan we weer.
Het ontluiken
Na ontbijt opende ik mijn laptop, mijn kantoor, mijn werkkamer. Met onwillige ogen tuurde ik naar het openstaande document: Cursusopzet Oosterse Filosofie. Maar mijn geest wilde niet naar het oosten afreizen. De boeken die klaar lagen om verder bestudeerd te worden, staarden me log en zwaarlijvig aan. Met kinderlijke tegenzin bleef ik binnen mijn schedel plakken en wilde het liefst er niet meer uit komen. De zwaartekracht leek plotseling tien keer heviger aan al mijn cellen te trekken en ik voelde mijn lichaam loodzwaar worden. In datzelfde krachtenveld liet in mijn hoofd zakken en mijn laptop dichtvallen. Pffff, wat een leven.
Waarom ik me vandaag zo rot voelde, begreep ik niet. Afgelopen dagen ging het nog zo lekker. Met wind in de zeilen kwam ik vlot uit mijn bed, ging aan het werk en dook met nieuwsgierigheid mijn studie in. En aan het einde van de dag keek ik er voldaan op terug. Maar nu? Pfff, vandaag even niet.
Verveeld klikte ik mijn stereo aan, koos een willekeurige playlist en klanken welden op. De kamer kwam een klein beetje tot leven. Via mijn oren drong er ook een beetje van dat leven mijn lichaam in en bereikte ijlings mijn geest. Vandaag geen intellectueel werk voor mij, dacht ik hardop met geveinsde moed. Ik keek mijn kamer rond en zag het half geverfde raamkozijn. Een karwei dat al een tijdje op mij wachtte. Het ritme van de muziek zette mijn handen in beweging en ik besloot om dat klusje te gaan klaren.
Bewegingen
Ik steek me, eerst nog aarzelend, in ambachtskleding, zoek her en der verfspullen bij een, dek de tafel af, leg er kranten op en haal het te verven raamkozijn leeg. Pfff, waar begin ik aan, dacht ik, maar het ritme van de muziek houdt me in beweging. Mechanisch en gestaag ga ik verder, want ik weet dat het mijn dag nog enigszins goed kan maken, dat ik deze dag in elk geval nog iets nuttigs van mijn leven heb gemaakt, dat ik niet beschuldigd kan worden van lapzwansen.
Het ritme van de muziek en de meditatieve slagen van de kwast brengen me in een gedachteloze, haast meditatieve toestand. Heen en weer, heen en weer, niets anders dan mijn hand en de kwast. Mijn wereld verkleint zich tot de tip van de kwast. Details van het hout vragen mijn volle aandacht. De oneffenheden willen goed gevuld raken met de vochtige glans van de verf. De ene slag na de andere, de muziek en verder niets.
Plots merk ik dat er klanken uit mijn mond komen. Ik zing. Zachtjes, maar toch. Ik zing mee met oude bekende jaren tachtig nummers. Herinneringen wellen op, gedachten dwalen en stromen door lichaam en geest. Ze gaan heen en weer van toen naar daar en van ‘o ja dat was gaaf’ naar ‘ach, arme jongen’. Zonder opwinding, verdriet of extase geniet ik van het mijmeren zonder doel, het zingen zonder schaamte, het werken zonder zin.
Terugkeer
De laatste strijk. Pfff. Klaar! Ik slaak mijn vertrouwde zucht. De wereld stroomt weer binnen en het lichaam herneemt zijn verzwaarde zwaarte. De muziek blijkt al een tijdje verstomd en de stilte is weer voelbaar. Gedachteloos en nog een beetje in meditatieve beweging, ruim ik de verfspullen op. Ik zet de kwast en het rollertje in water, haal de tafel leeg en berg de rest op op zolder.
Op de klok zie ik dat de dag bijna voorbij is. ‘Niks gedaan vandaag’ klinkt de kritische stem al weer in mijn hoofd. Snel corrigeer ik mezelf. Ik kijk naar het geschilderde kozijn en zeg tegen mezelf: ‘je hebt geverfd. Kijk eens hoe mooi het is geworden? Je bent misschien niet intellectueel zinvol met je werk bezig geweest, maar wel lekker nuttig een karwei geklaard!’ Een lichte glimlach beantwoord mijn gezonde volwassene. Weemoedig maar voldaan trek ik mijn schone kleren weer aan. In de keuken maak ik een lekker kopje thee. Met een koekje. Dat heb ik wel verdiend.