De afstudeerceremonie blijft een mooi ritueel
Het statige Academiegebouw in Utrecht, in de schaduw van de Domkerk, was de plaats waar een vriend van mij afstudeerde. Het stemde me wat zwaarmoedig. Voor mij was het al weer zo lang geleden dat ik onderdeel uitmaakte van die wonderlijke wereld. Maar het stemde me ook blij dat ik weer in het hart van de Utrechtse intellectuelen mocht zijn.
De plechtigheid vond plaats in de Belle van Zuylenzaal. Ik was, aard van het beestje, veel te vroeg. Met spanning in de borst en een knoop in mijn maag, liep ik met rechte rug de zaal in. Na een oneindigheid kwam ook mijn vriend binnenlopen, met aanhang. Altijd een spannend moment. Hij stapte op mij af, een echte heer, en stelde me voor aan zijn moeder, vriendin, schoonmoeder en twee vrienden. We namen plaats. Ik zat naast zijn vriendin, zwijgzaam.
De hoogleraren kwamen de zaal binnen lopen. Ik herkende er twee, uit mijn studietijd. Toen hun blik de mijne kruisten, knikten ze vriendelijk naar mij. Ze herkennen me nog! dacht ik blij en ik voelde me één met de intellectuelen. Naïef zijn heeft zo zijn fijne momenten.
Felicitaties en koetjes-en-kalfjes gesprek
De hele meute applaudisseerden voor de tigste keer en daarna bewogen we ons naar de Eijkmankamer voor felicitaties en een drankje. De angst in mijn borst schrok weer wakker en de knoop in mijn maag werd strakker. Het was een kleine maar mooie zaal met portretten op de wanden van onze heuse Nobelprijswinnaars. Ik kreeg een biertje in mijn handen en we proosten. Niets aan de hand. De spanning is dragelijk, al ging mijn hoofd in een hogere versnelling. Omdat ik niets wist te zeggen tegen deze mensen die ik niet kende. Het was een koetjes-en-kalfjes gesprek waar ik al helemaal niet goed in ben. Ik deed werkelijk mijn best om mee te doen, maar er kwamen geen woorden, geen anekdotes, niets. Het ongemak en de spanning liepen alleen maar op.
Het vurige verlangen
In de verte zag ik al die interessante mensen om me heen die wel boeiende verhalen vertelden, elkaar geleerde vragen stelden of informeerden naar hun intellectuele werk. Dat alles zag ik, in mijn hoofd, en verlangde vurig om daarbij te zijn. Ik zag de twee mij bekende hoogleraren staan en hoopte dat ze op me af zouden stappen. Dat deden ze niet. ‘Natuurlijk niet, sukkel. Dat moet je zelf doen!’, zei mijn criticus luid en duidelijk. Maar ik durfde niet. Ik stond vastgezogen aan de vloer.
Wu-wei en oog voor het leven
Ik zag mezelf zo staan, veilig maar gefrustreerd ingeklemd tussen deze lieve, aardige mensen, pratend over niets. En toen kwam er een glimlach over mijn gezicht. Ach, jij wannabe intellectueel, dacht ik. Wat kan een mens toch verlangen naar wat hij niet heeft! Altijd maar uitzien naar de verte, naar het bekende groene gras bij de buren. Wu-wei zeggen de Chinese filosofen – houd op met proberen! Accepteer wat er is en verlang niet naar wat er niet is – zeggen de Griekse Stoïcijnen. Het is goed om oog te hebben voor wat je kunt en wat je wel hebt, hier en nu. Prompt kreeg ik met een warme glimlach van de moeder een tweede biertje in mijn hand gedrukt. We proosten op mijn afgestudeerde vriend, gezamenlijk.