Het begrip ‘rouw’ wordt in de Landelijke Richtlijn Rouw omschreven als ‘het geheel van lichamelijke, emotionele, cognitieve, spirituele en gedragsmatige relatie die optreden na het verlies van een persoon met wie een betekenisvolle relatie bestond’. Verlies betekent niet alleen het overlijden van een dierbare, maar ook het verliezen van een dierbare aan een ernstige ziekte zoals dementie. Rouw kan echter ook ontstaan bij andere verliezen, zoals het verliezen van een baan, relatie, woonplek of zelfstandigheid (bijv. bij een chronische ziekte).
- Lichamelijke reacties: afname of toename van slaap en/of eetlust, hoofdpijn, energieverlies, afname of toename behoefte aan intimiteit en seksualiteit.
- Emotionele reacties: verdriet, eenzaamheid, angst, schuld, schaamte, agressie, machteloosheid, pessimisme, nachtmerries, opluchting, tevredenheid
- Cognitieve reacties: verminderde concentratie of zelfwaardering, verwarring, spanning, dwangmatigheid, te veel bezig zijn met overledene, hopeloosheid
- Spirituele reacties: verlies van levensperspectief, afname of toename van geloof
- Gedragsmatige reacties: sneller geïrriteerd, terugtrekken, vermijding van personen of situaties
Wat is een rouwproces?
Na een verlies kun je spreken van een periode waarin je met het verlies leert omgaan. Dit is een natuurlijk proces dat iedereen doorloopt op zijn eigen manier. Tijdens dit rouwproces zul je worden geconfronteerd met de realiteit en de pijn van het verlies. Hierin zul je merken dat je dingen voor jezelf op een rijtje gaat zetten, probeert het verlies te erkennen of beseffen (sommigen zeggen dat ze het nooit beseffen), je herinneringen gaat ophalen en veel wisselende emoties of juist leegte kunt voelen. Ook is het heel normaal als je ineens nadenkt over thema’s als het leven en de dood, de toekomst, je normen en waarden, familie en vrienden, kinderen of andere ‘grote’ zaken.
Het is lastig om goed te duiden wanneer iemand een rouwproces succesvol is doorlopen, maar er zijn een aantal natuurlijke veranderingen die daar een signaal van kunnen zijn. Bijvoorbeeld wanneer er naast verdriet ook weer ruimte ontstaat om met positieve gevoelens of herinneringen aan iemand te denken. Of wanneer het verlies wat meer naar de achtergrond schuift en het weer lukt om het dagelijks leven op te pakken. Of het ontstaan van een nieuwe zogeheten ‘post-mortem’ relatie met de overledene. Dat is een groeibevorderende relatie waarin je je bewust bent dat iemand fysiek is overleden, bijvoorbeeld als het een gevoel van kalmte of verbinding geeft om maandelijks het graf te bezoeken.
Gecompliceerde rouw
Wanneer rouwreacties te lang aanhouden of zeer ernstig zijn, en deze een belemmering vormen voor je dagelijks functioneren, wordt er ook wel gesproken van gecompliceerde rouw. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer iemand plotseling op een traumatische of gewelddadige manier is overleden, iemand overmatig heeft geleden door een lang ziekbed, iemand zijn dood voorkomen had kunnen worden, bij het verlies van een kind, bij meerdere overlijdens tegelijk of bij een gebrek aan sociale steun. Er zijn een aantal vormen van gecompliceerde rouw:
- Ontbrekende of ontkende rouw. Rouw wanneer de dood niet bevestigd wordt. Bijvoorbeeld als het lichaam niet gezien is, bij vermissingen of rampen.
- Uitgestelde rouw. Wanneer de rouw (on)bewust wordt opgeschort. Bijvoorbeeld wanneer je door het verlies plots in een situatie komt waar je voor anderen moet zorgen.
- Chronisch of verlengde rouw. Een blijvende toestand van acute rouw. Bijvoorbeeld wanneer je een zeer afhankelijke relatie had of geen ruimte krijgt van je omgeving om te rouwen.
- Verwrongen rouw. Een vorm van rouw met agressie of schuldgevoelens in plaats van verdriet. Bijvoorbeeld bij een ambivalente relatie als je contact had verbroken of als er conflicten of onafgemaakte zaken zijn.
- Getraumatiseerde rouw. Een vorm van rouw waarbij je blijft hangen in post-traumatische stress.
- Gesomatiseerde rouw. Een vorm van rouw waar iemand somatische klachten ontwikkeld in plaats van emotionele reacties. Deze zijn soms zelfs gerelateerd aan de doodsoorzaak (bijv. steken in de borst als iemand is overleden aan een hartaanval).
Rouw en depressie
Er kan soms verwarring ontstaan tussen rouw en depressie, omdat ze veel op elkaar lijken. Het is wel mogelijk dat iemand door aanhoudende rouwklachten uiteindelijk ook depressieve klachten ontwikkelt. Hieronder kun je de grootste verschillen tussen rouw en depressie zien:
De grootste verschillen tussen rouw en depressie staan hieronder weergegeven;
Rouw | Depressie | |
Gevoelens | Verlangen, gemis, wanhoop | Somberheid, vervlakking, geen positiviteit |
Gedrag | Zoekgedrag, moeite om te richten op de buitenwereld | Passiviteit, ervaren van weinig vreugde |
Gedachten | “Ik kan niet verdragen dat hij/zij er niet meer is”
“Het leven is betekenisloos” |
“Ik ben waardeloos/nutteloos”
“De wereld is oneerlijk” “De toekomst is hopeloos” |
Bronnen
Keirse, E., & Kuyper, M.B. (2010). Richtlijn Rouw. Versie 2. VIKC, Vereniging van Integrale Kankercentra. (www.oncoline.nl)
Tijdens interpersoonlijke psychotherapie (IPT) zul je veel van jouw belangrijke relaties en life events die je hebt gehad bespreken. Relaties en stemming beïnvloeden elkaar namelijk nauw. Samen met jouw behandelaar ga je in kaart brengen welke belangrijke gebeurtenissen zich voorafgaand aan de huidige depressie hebben voorgedaan.
Dit gaan jullie doen met behulp van een levenslijn. Hiermee kun je het chronologisch verloop van gebeurtenissen in kaart te brengen en met elkaar te verbinden. Zo wordt in één oogopslag duidelijk, welke gebeurtenissen wanneer plaatsvonden.
Op jouw levenslijn zijn dus alle gebeurtenissen uit jouw leven te vinden, van sociale relaties tot life events. Hiermee kan je bekijken of er relaties zijn tussen bepaalde gebeurtenissen en het ontstaan van de depressie. Jouw behandelaar zal bij sommige gebeurtenissen doorvragen wat er is gebeurd, wat je toen voelde en hoe je daarmee om bent gegaan.
Hoe maak je een levenslijn?
Teken op een groot vel papier een horizontale lijn, zie het voorbeeld hieronder. De linkerkant van de lijn staat representatief voor jouw geboorte en de rechterkant van de lijn is nu, dus jouw huidige leeftijd. Op deze lijn vul je alle momenten uit jouw leven in die voor jou belangrijk of emotioneel beladen waren.
Bron: Leerboek Interpersoonlijke psychotherapie, Marc Blom, Bohn Stafleu van Loghum, 2011.
In een sociogram kunnen we overzichtelijk weergeven welke mensen er dichtbij jou staan.
Hoe werkt het?
Vul je eigen naam in in het middelste cirkeltje en schrijf de namen van andere mensen, die dichtbij voelen voor je, in de cirkels om jou heen. Hoe dichterbij iemand voor je aanvoelt, hoe dichterbij je diegene zet bij je. Het gaat hierbij zowel mensen met wie je “close” bent, maar ook om mensen met wie je af en toe contact hebt.
Hoe voelt het om jouw sociogram zo te zien?
________________________________________________________
Zijn er dingen die je anders zou willen zien?
________________________________________________________
Een voorbeeld van een sociogram:
In dit voorbeeld voelen de moeder en de partner het dichtste bij, vandaar dat zij in de eerste cirkel staan, die het dichtst bij de “ik-persoon” in het midden staat. In de cirkel daarbuiten staan Neef A, de beste vriend en vader, deze voelen dus het iets verder weg dan partner en moeder, maar nog steeds erg dichtbij. De cirkel daarbuiten voelt nog iets verder weg, en de buitenste cirkel, zoals de buurjongen en een fitness maatje, voelt het verste weg.
Interpersoonlijke PsychoTherapie (IPT) gaat ervan uit dat mensen andere mensen nodig hebben om zich goed te voelen. Depressie kan ontstaan als de relatie met belangrijke anderen ernstig verstoord wordt. Denkt hierbij aan het verlies van een dierbare of een conflict.
IPT richt zich niet op het verleden, maar op het hier-en-nu, het richt zich op de recente aanleiding die mede tot de depressie heeft geleid. De gedachte hierachter is, is dat het verleden niet of nauwelijks te beïnvloeden is, maar het heden wel.
Bij een IPT traject begint de therapie met het maken van een inventarisatie van alle mensen die in jouw leven belangrijk zijn of waren. Er wordt hierbij in het bijzonder gelet op veranderingen voorafgaande aan het ontstaan van de klachten. Na een aantal gesprekken gericht op je netwerk wordt de focus vastgesteld van de behandeling.
Om tot deze focus te komen worden een aantal belangrijke vragen gesteld:
- Betreft het een verandering in je relatie met belangrijke anderen. Dat wil zeggen zijn er belangrijke personen weggevallen (door overlijden of bijv. scheiding of zijn er anderszins veranderingen opgetreden in je relatie met de mensen om je heen?
- Heeft de verandering zich betrekkelijk recent afgespeeld en is er in de tijd een relatie met het ontstaan van de depressie?
- Is de verandering emotioneel beladen?
IPT is een kortdurende behandeling waarbij vaak niet alle problemen aan bod komen. De ervaring leert dat dit niet nodig is door het meest centraal staande probleem op te lossen krijg je vaak genoeg energie om zelf de draad weer op te pakken.
Binnen IPT worden vier mogelijke centrale thema’s onderscheiden:
- Rouw om een belangrijk verlies;
- Een conflict met een belangrijke ander;
- Een grote verandering in sociale rollen of
- Een tekort in interpersoonlijke relaties.
Samen met je behandelaar ga je bekijken binnen welk thema jouw klachten het beste passen.
Bron: Keijsers, G. P. J., Van Minnen, A., Verbraak, M., Hoogduin, C. A. L. & Emmelkamp, P., (2017). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten.
Wil je liever naar dit artikel luisteren in plaats van lezen? Klik hieronder op play en wij lezen het je voor.
Cognitieve therapie (CT) richt zich op het verband tussen denken en voelen. Hoe je over jezelf en de wereld om je heen denkt, is bepalend voor hoe je je voelt. Niet-helpende gedachten spelen daarom een grote rol bij het ontstaan van sombere gevoelens. Je vormt op basis van ervaringen ideeën over jezelf en over de wereld. Deze ideeën worden ‘leefregels’ genoemd. Aan de hand van deze leefregels kan je je gedrag regelen en evalueren en op deze manier wordt het leven overzichtelijk. De leefregels kunnen zo gevormd zijn dat ze in een bepaalde periode nuttig en handig zijn geweest, maar ze kunnen later ook problemen opleveren. Leefregels kunnen dan veel negatieve gedachten oproepen en kunnen je erg beperken. Een beperkende leefregel zou kunnen zijn: ‘Ik moet alles wat ik doe goed doen, anders ben ik niets waard.’ Aangezien een mens simpelweg niet alles goed kán doen is de kans groot dat zo’n leefregel sombere gevoelens oplevert.
Het ontstaan van de gedachtencirkel
Negatieve gedachten dringen zich als het ware ‘vanzelf’ aan je op, zonder dat je stilstaat bij de achterliggende leefregels. De negatieve gedachten breiden zich steeds meer uit en vaak gaat dit gepaard met een toename van somberheid en andere negatieve gevoelens. Naarmate de somberheid toeneemt, komen de negatieve gedachten steeds vaker voor en worden ze steeds intenser en geloofwaardiger. Het wordt als het ware een gewoonte om negatief te denken. Vandaar dat het ook steeds moeilijker wordt om deze gedachten te relativeren. Dit versterkt weer de somberheid.
Je belandt dan in een vicieuze cirkel: hoe somberder je je voelt, hoe meer negatieve gedachten er opkomen. Deze gedachten worden steeds geloofwaardiger, wat de somberheid weer versterkt. Deze vicieuze cirkel ziet er zo uit:
Negatief denken kan dus gaandeweg een gewoonte worden. Bij gewoontes is het vaak zo dat je er eigenlijk niet bij stilstaat dat je ze hebt. Hierdoor lijkt het of een bepaalde gebeurtenis direct leidt tot een negatieve stemming, terwijl er eigenlijk nog een tussenschakel is: je gedachten. Deze gedachten gaan zo snel en automatisch dat je ze nauwelijks signaleert. Het worden ook wel ‘negatieve automatische gedachten’ genoemd, vanwege de negatieve gevolgen ervan.
Vicieuze cirkel
Wanneer je de vicieuze gedragscirkel en de vicieuze gedachtencirkel hierboven samenvoegt, krijg je onderstaande cirkel. Hierin zie je dat gedrag en gedachten met elkaar in verbinding staan en invloed hebben op elkaar.
Het doorbreken van de cirkel met cognitieve therapie
Het is de bedoeling om te leren de cirkel te doorbreken. Dit kan met behulp van cognitieve therapie (CT). Je leert daarin te onderzoeken welke gedachten er spelen als je stemming somber is of verslechtert, aan de hand van een situatie die je kort van te voren hebt meegemaakt. Vervolgens wordt er op een rijtje gezet welke gedachten er spelen en of deze wel helemaal reëel en kloppend zijn. Je gaat deze gedachten dan uitdagen en proberen de gebeurtenis ook van een andere kant te bekijken. Dit kan je stemming beïnvloeden. Daarna wordt er aandacht besteed aan leefregels die ten grondslag liggen aan de automatische negatieve gedachten. De leefregels worden onderzocht en zonodig bijgesteld.
Bron: Keijsers, G. P. J., Van Minnen, A., Verbraak, M., Hoogduin, C. A. L. & Emmelkamp, P., (2017). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten.
Voor het afsluiten van de behandeling gaan we in op het signaleren en voorkomen van soortgelijke klachten in de toekomst. Het weer gaan ervaren van klachten hoort erbij en is normaal, zie dit daarom ook als een geruststel-plan. Want het moment dat je weer klachten ervaart, betekent gelukkig niet meteen dat je weer terug bij af bent, het kan je juist helpen om te zien dat er iets speelt en hoe je in kunt grijpen, voordat je een terugval krijgt.
Om te zorgen dat je klachten niet verergeren, is het belangrijk om vroeg te kunnen signaleren wanneer het minder goed met je gaat of wanneer je weer in oude patronen vervalt, zodat je daar tijdig op kunt ingrijpen. Dit formulier kan je daarbij helpen en helpt je om een terugvalpreventieplan of geruststel-plan te maken.
Het bestaat uit drie stappen: signaleren, herhalen en steun zoeken. Het is aan te raden om dit formulier na je behandeling regelmatig door te nemen en in de buurt te houden.
Stap 1) Signalen en risicosituaties
Het is belangrijk dat je kunt signaleren of herkennen wanneer het minder goed met je gaat. Sommige mensen merken dit aan hun lichaam, anderen merken dit aan hun gedrag.
Aan welke signalen kun jij merken dat het minder goed met je gaat?
Deze signalen kunnen we onderverdelen in:
- lichamelijke signalen: bijv. rugpijn, hoofdpijn, futloosheid
- psychische signalen: bijv. piekeren, concentratieproblemen, negatieve gedachten
- gedragsmatige signalen: bijv. slecht slapen, terugtrekken, niet meer gaan sporten, meer alcohol drinken, te hard werken, sneller boos worden.
Vul het onderstaande lijstje in. Denk hierbij terug aan de periode in aanloop naar de klachten toe. Beschrijf de signalen zo concreet mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Een week lang meer dan een uur wakker liggen’ of ‘gedurende twee weken meer avonden wel dan niet uitgeteld thuiskomen van het werk’ :
Lichamelijke signalen:
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
Psychische signalen:
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
Gedragsmatige signalen:
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
Risicosituaties
Naast het herkennen van signalen is het ook van belang om omstandigheden te herkennen die de kans op een terugval groter kunnen maken, zogenaamde risicosituaties.
Voorbeelden hiervan zijn: piekweken op het werk, ruzie in de familie, conflict op het werk, verhuizing, nachtdiensten moeten werken, misgelopen relatie, teleurstelling, etc. Op basis van de aanwezigheid van risicosituaties kun je beslissen dat extra interventies om terugval te voorkomen gewenst zijn. Beschrijf de voor jou relevantie risicosituaties.
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
Stap 2) Herhalen wat je hebt geleerd
Mensen leren door te herhalen: denk aan leren fietsen of leren schaatsen, dat ging waarschijnlijk ook met vallen en opstaan, maar uiteindelijk ging het steeds beter! Het is daarom erg zinvol om de voor jou meest nuttige elementen uit de behandeling te herhalen door ze hieronder op te schrijven. We maken gebruik van de termen valkuilen en handvatten.
Valkuilen
Valkuilen zijn gedachten of gedragingen die niet helpend voor jou zijn, maar die je wel geneigd bent om te doen wanneer het minder goed met je gaat. Dit zijn bijvoorbeeld gedachten als ‘ik ben niet belangrijk’, of gedrag als terugtrekken in plaats van steun zoeken.
Vul hieronder in wat je geneigd bent om te denken als het niet zo goed met je gaat, en wat je geneigd bent om te doen wanneer het niet zo goed met je gaat.
Valkuilen - Gedachten of overtuigingen
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
Valkuilen - Gedrag
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
Handvatten
Handvatten zijn manieren, methoden of technieken die je in kan zetten om om te gaan met moeilijke situaties of gedachten. Denk aan alles wat je tijdens je behandeling hebt geleerd, maar ook aan dingen die je deze afgelopen periode zelf hebt ontdekt en als helpend hebt ervaren. Schrijf deze hieronder op.
Enkele voorbeelden zijn; jezelf bemoedigen, met anderen praten, gedachten uitdagen met een G-schema, anti-pieker oefeningen, ontspanning, rust nemen, bewegen etc.
Handvatten - Wat mij helpt wanneer ik het moeilijk heb is…
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
___________________________ ___________________________
Stap 3) Steun of hulp zoeken
Tijdens de behandeling heb je mogelijk gemerkt wie jou zou kunnen helpen als het minder goed met je gaat. Schrijf hieronder op wie deze personen zijn is en wat deze persoon voor jou zou kunnen betekenen. Bijvoorbeeld: iemand met wie je kan praten, iemand waarmee je juist kunt lachen, iemand die je kan motiveren, iemand die niet oordeelt, etcetera.
Wie Wat kan deze persoon voor mij doen?
______________ ______________________________________
______________ ______________________________________
______________ ______________________________________
______________ ______________________________________
______________ ______________________________________
NiceDay app
Het is zeer behulpzaam om actief te blijven met jouw NiceDay app om in de gaten te blijven houden hoe je je voelt en inzicht te houden in je gedachten. Je kunt dan eerder signaleren wanneer het minder goed met je gaat en daar ook sneller actie op ondernemen!
Afsluiting
Heb je nog extra motiverende of helpende woorden voor jezelf? Denk bijvoorbeeld aan een spreuk, een quote die je moed geeft of inspirerend vindt, of een korte brief aan jezelf.
Schrijf dit hieronder op:
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
Wanneer je spanning voelt of je zorgen maakt in veel verschillende situaties kan het zijn dat je last hebt van gegeneraliseerde angst. Los van de inhoud ben je vaak gefocust op wat er mis kan gaan en pieker je hier herhaaldelijk over. Een beetje piekeren is niet zo erg en het kan zelfs helpen om voorbereid of alert te zijn, maar wanneer het je begint te belemmeren in je dagelijks leven kan er sprake zijn van een gegeneraliseerde angststoornis.
Gegeneraliseerde angststoornis
Bij een gegeneraliseerde angststoornis (GAS), ook wel piekerstoornis genoemd, zijn de angstgevoelens en zorgen van langdurige en buitensporige aard. Vaak zijn deze zorgen irreëel of (nog) niet oplosbaar zijn. De volgende symptomen horen bij GAS:
- Excessieve angst en bezorgdheid die betrekking hebben op een aantal gebeurtenissen of activiteiten, en minimaal 6 maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn.
- Moeite om de bezorgdheid onder controle te houden.
- De angst en bezorgdheid gaan gepaard met minimaal drie van de volgende zes symptomen:
- Rusteloosheid
- Snelle vermoeidheid
- Concentratieproblemen of vergeetachtigheid
- Prikkelbaarheid
- Spierspanning
- Slaapproblemen
Hoe ontstaat een gegeneraliseerde angststoornis?
GAS ontstaat meestal rond het 20e levensjaar. Waardoor de stoornis ontstaat is niet precies bekend, maar een combinatie van factoren zoals erfelijkheid, neurobiologische kenmerken, langdurige stress, ingrijpende gebeurtenissen, persoonlijkheid en opvoeding kunnen hierin een rol spelen. Ook lijkt het moeilijk kunnen tolereren van onzekerheid een rol te spelen.
De behandeling
Bij de behandeling van GAS wordt meestal gekozen voor Cognitieve Gedragstherapie of Metacognitieve therapie.
Bron: Keijsers, G. P. J., Van Minnen, A., Verbraak, M., Hoogduin, C. A. L. & Emmelkamp, P., (2017). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten.
Vermijding is een belangrijk element bij angst en het doorbreken ervan staat vaak centraal in de behandeling. Het kan helpend zijn om in kaart te brengen welke situaties jij vermijdt.
Maak een lijstje en noteer elke situatie die jij regelmatig vermijdt of eerder hebt vermeden. Hieronder staan diverse voorbeelden. Deze zijn gebaseerd op de Mobility Inventory vragenlijst.
Plaatsen:
- Supermarkt
- Winkelcentrum
- Warenhuis
- Theater/bioscoop
- Schouwburg/stadion
- Restaurant
- Museum
- School / klaslokaal
- Lift
- Garage
- Hoge plaatsen
- Afgesloten ruimtes/tunnel
- Sportvereniging
- Grote pleinen
- Grote hallen
- Bibliotheek
Reizen met:
- De auto
- De bus
- De trein
- De tram
- De metro
- Het vliegtuig
- De boot
- De fiets
In een auto (bestuurder of passagier):
- Op de snelweg
- Op onbekende plekken
- Op secundaire wegen
Andere situaties:
- In een rij staan
- Over een brug gaan
- Naar een feestje of verjaardag gaan
- Op straat lopen
- Alleen thuis zijn
- Ver van huis zijn
- Iets anders, namelijk: …
Bron: Keijsers, G. P. J., Van Minnen, A., Verbraak, M., Hoogduin, C. A. L. & Emmelkamp, P., (2017). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten.
Interoceptieve exposure is een onderdeel van cognitieve gedragstherapie (CGT). Het doel van interoceptieve exposure is om je bloot te stellen aan lichamelijke sensaties die angst oproepen, zodat je deze leert te verdragen en erachter komt dat ze ongevaarlijk zijn. Zo ontstaan er nieuwe associaties (zoals: ‘hartkloppingen zijn ongevaarlijk’), die door middel van herhaald oefenen de competitie aangaan met oude associaties (zoals: ‘hartkloppingen betekenen gevaar’). Het is belangrijk om deze nieuwe associaties na elke oefening te benadrukken door jezelf de vraag te stellen: ‘wat leer ik uit deze oefening?’
Interoceptieve exposure oefeningen
Er zijn negen interoceptieve exposure oefeningen beschikbaar. Wanneer een oefening een aantal keer geen angst meer oproept, kan je ermee stoppen. Elke keer dat je een oefening doet, noteer je de volgende dingen:
- Welke lichamelijke sensaties ervaar je?
- Hoe sterk zijn zijn deze lichamelijke sensaties op een schaal van 0 (afwezig) tot 10 (maximaal)?
- Noteer je angstige verwachting: wat denk je dat er kan gebeuren als je deze lichamelijke sensaties ervaart? (Bijv. “Als ik duizelig word, ga ik flauwvallen.”)
- Is je angstige verwachting uitgekomen?
- Wat leer je uit deze oefening?
Oefening 1: Ga staan en adem 90 seconden lang snel en oppervlakkig in en uit, alsof je gaat hyperventileren.
Oefening 2: Schud je hoofd 30 seconden van links naar rechts, zodat je rustig ‘nee’ schudt, zonder je nek te forceren.
Oefening 3: Ga zitten en houd je hoofd tussen je knieën gedurende 30 seconden en kom dan in één keer overeind.
Oefening 4: Ren gedurende 90 seconden op je plaats.
Oefening 5: Houd je adem 30 seconden (of langer) in.
Oefening 6: Houd je lichaam gedurende 60 seconde in een schuine push-up stand tegen de muur. Heb je veel kracht in je bovenlichaam en gaat de oefening je te gemakkelijk af, dan kun je je lichaam ook opgedrukt van de grond houden.
Oefening 7: Draai gedurende 60 seconden rond op een bureaustoel met je ogen open. Indien er geen stoel aanwezig is, kan je de oefening ook doen door staand rond te draaien.
Oefening 8: Ga met je gezicht op ongeveer 15 centimeter afstand van een witte muur staan. Staar gedurende 90 seconden naar één bepaalde plek op de muur.
Oefening 9: Haal 90 seconden adem door een rietje in je mond, met je neus dicht.
Oefenen, oefenen, oefenen
De oefeningen die qua lichamelijke sensaties lijken op een werkelijke paniekaanval of die enigszins angst oproepen blijf je dagelijks herhalen. Dit betekent dat je elke dag op twee of drie momenten de oefeningen uitvoert, ongeacht je stemming of waar en met wie je bent. Oefening 1 (hyperventileren) doe je elke keer
Bron: Keijsers, G. P. J., Van Minnen, A., Verbraak, M., Hoogduin, C. A. L. & Emmelkamp, P., (2017). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten.
Agorafobie wordt ook wel straatvrees of pleinvrees genoemd. Dit betekent dat je bang bent om op bepaalde plaatsen te zijn waar je niet makkelijk weg kan gaan. Je bent bijvoorbeeld bang dat je geen hulp krijgt als je plotseling iets overkomt. Hierdoor kun je je op straat weerloos en bang voelen, wat zich kan uiten in een paniekaanval. Een paniekaanval hoeft niet altijd aanwezig te zijn bij straatvrees.
Voorbeelden van situaties, die mensen met agorafobie eng kunnen vinden zijn:
- in de rij staan bij de kassa
- reizen met het openbaar vervoer
- in een winkelcentrum of een grote winkel staan
- veel mensen om je heen hebben
De angst voor de gevreesde situaties wordt in stand gehouden doordat deze situaties vermeden worden. De kern van de behandeling is daarom juist gericht op het doorbreken van vermijding.
Bron: Keijsers, G. P. J., Van Minnen, A., Verbraak, M., Hoogduin, C. A. L. & Emmelkamp, P., (2017). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten.