Als je last hebt van bijvoorbeeld angst- of stemmingsklachten, heb je vaak negatieve gedachten over of verwachtingen van een bepaalde gebeurtenis. Om deze gedachten en verwachtingen te onderzoeken en te kijken of het uitkomt, kun je een gedragsexperiment opstellen. Bijvoorbeeld de verwachting: ‘Als ik iets wil zeggen in een vergadering zal niemand naar me luisteren’ of ‘Mijn baas wordt boos als ik om een vrije dag vraag’.
Een gedragsexperiment volgt vaak op een ingevuld G-schema. Daarin heb je uitgebreid je gedachten over een situatie onderzocht en een alternatieve helpende gedachte geformuleerd. Een logische vervolgstap is nu om ‘bewijs’ voor de alternatieve gedachte in de praktijk te gaan verzamelen door een gedragsexperiment uit te voeren.
Negatieve verwachting
Je gaat eerst onderzoeken wat voor jou het ergste is dat er kan gebeuren, de negatieve verwachting of het rampscenario. Bijvoorbeeld: “Als ik iets probeer te zeggen in een vergadering, word ik onderbroken en er zal geen belangstelling zijn voor het onderwerp dat ik inbreng. Ik voel me dan heel dom”. Het gedragsexperiment helpt jou om deze gedachte of verwachting te onderzoeken en te evalueren.
Het experiment
Samen met je behandelaar bedenk je een experiment en werkt deze heel concreet uit.
Je kunt een in de NiceDay app invullen. Je kunt de volgende vragen beantwoorden:
- Formuleer de niet-helpende gedachte of verwachting. Hoe geloofwaardig is deze gedachte in procenten %?
- Formuleer de helpende gedachte of verwachting. Hoe geloofwaardig is deze gedachte in procenten% ?
- Beschrijf het experiment dat je gaat uitvoeren. Wat ga je doen, waar, met wie, en hoe ga je je gedragen? Noteer wanneer je het experiment gaat doen.
- Stel je voor dat de niet-helpende gedachte waar is, hoe zal het experiment dan lopen. Wat gebeurt er, hoe reageer je, hoe reageren anderen, wat is de afloop?
- Stel je voor dat de helpende gedachte waar is, hoe zal het experiment dan lopen. Wat gebeurt er, hoe reageer je, hoe reageren anderen, wat is de afloop?
Hierna voer je het gedragsexperiment uit, en beantwoord de volgende vragen:
- Hoe is het experiment gegaan? Kies de situatie die het dichtst bij de realiteit ligt.
- Wat is nu, na afloop, de geloofwaardigheid van je niet-helpende gedachte op een schaal van 0-100%?
- Wat is nu, na afloop, de geloofwaardigheid van je helpende gedachte op een schaal van 0-100%?
- Blik terug op het experiment. Wat heb je geleerd? Welke conclusie kan je trekken als je kijkt naar de geloofwaardigheid van de helpende en niet-helpende gedachten?
Je hebt je gedragsexperiment voltooid! Het helpt om vaker met experimenten te oefenen. Meestal heeft het herhaling en oefening nodig voordat de geloofwaardigheid van de niet-helpende en helpende gedachten verandert.
Bronnen
Keijsers, G. P. J., Van Minnen, A., Verbraak, M., Hoogduin, C. A. L. & Emmelkamp, P., (2017). Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten.
https://pratenendoen.nl/behandeling/cognitieve-therapie/484-2/gedragsexperimenten/