Gespreksvaardigheden zijn vaardigheden waarbij je rekening houdt met je gesprekspartner. Hieronder worden de gespreksvaardigheden besproken die je kunnen helpen bij het voeren van een gesprek:
Laat de ander uitpraten
Door de ander uit te laten praten wordt er meer overzicht gecreëerd. Het voorkomt dat je tegelijkertijd aan het woord bent, wat een gesprek chaotisch maakt. Daarnaast mis je informatie wanneer je elkaar niet laat uitpraten, dit kan leiden tot miscommunicatie. Irritaties kunnen op deze manier voorkomen worden.
Vragen stellen
Gesloten vragen:
Een gesloten vraag is een vraag waarop je twee of drie antwoorden kan geven. Denk bijvoorbeeld aan: ‘Werk je?’. Hierop kan je met ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Een voordeel van een gesloten vraag is dat je het gesprek kan sturen. Een nadeel is dat iemand vaak kort en bondig antwoordt, waardoor je informatie mist.
Open vragen:
Een voordeel van open vragen is dat ze veel informatie opleveren. Een nadeel is dat dit vaak minder specifieke informatie is. Open vragen beginnen meestal met de woorden: ‘wat, waar, waarom en wanneer’. In plaats van: ‘Werk je’, kun je bijvoorbeeld vragen: ‘Waar werk je?’. Door deze vraag te stellen kom je er niet alleen achter of een persoon werkt, maar ook waar diegene werkt.
Luisteren naar anderen
Luisteren is vaak een lastig gedeelte van de communicatie. Echt luisteren en het laten doordringen gebeurt erg weinig. Probeer bewust te luisteren naar wat iemand vertelt. Dit kun je doen door aan het eind van het verhaal het voor jezelf te herhalen. Hierdoor word je meer bewust van de informatie die verteld is.
Je stijl aanpassen aan andere mensen
Dit is belangrijk zodat jouw boodschap goed overkomt. Probeer bijvoorbeeld bij een kind niet te moeilijke woorden te gebruiken. Ook kan het handiger zijn om bij kinderen meer gesloten vragen te stellen.
Stiltes
Stiltes tijdens een gesprek kunnen als ongemakkelijk worden ervaren, maar zijn wel van belang. Door een stilte heb je tijd om na te denken over wat er allemaal gezegd is. Probeer deze stiltes niet op te vullen, laat tijdens een gesprek bewust stiltes vallen.
Hoe oefen ik?
Oefen in een vertrouwde omgeving en let op de bovengenoemde technieken. Vraag jezelf bijvoorbeeld af: ‘Kijk ik de persoon aan als hij/zij praat?’ of ‘Luister ik wel echt naar wat diegene mij vertelt?’. Als je het lastig vindt om deze vaardigheden bij jezelf te herkennen, kun je je gesprekspartner vragen om jou daarbij te helpen. Vraag bijvoorbeeld: ‘Hoe heb je dit gesprek ervaren?’, of: ‘Miste je iets van mijn kant?’. Deze feedbackmomenten zijn vaak erg leerzaam, omdat je hierdoor bewust wordt van je goede en minder goede vaardigheden. Bij een volgend gesprek kan je hier weer opletten.